Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide Jakob, hun vader, tot hen: Gij berooft mij van kinderen! Jozef is er niet, en [44]Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! al deze dingen zijn tegen mij! 44. Hij houdt het er voor, alsof hij hem reeds kwijt is, vrezende dat hij niet lichtelijk uit de gevangenis zou geraken, of ook in perijkel zijns levens stond.